Reize door Frankrijk - In gemeenzame brieven, door Adriaan van der Willigen aan den uitgever
223 pages
Nederlandse

Reize door Frankrijk - In gemeenzame brieven, door Adriaan van der Willigen aan den uitgever

-

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
223 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Description

! ! " ! #$ " % ! & " ' ! !!!# # ( ) " " ( * ( + ,- ,../ 01 2,.3456 ' ( * 7 ( )89&--5:&; 1? 1 1 99@ 1)A1 *99 ?@ )+@ ' & ( ? $ & . ! ! @ ( ! * # ; * # # ! A ! & ( ! 6 & 6 & $ 'H*1)C, !

Informations

Publié par
Publié le 08 décembre 2010
Nombre de lectures 73
Langue Nederlandse
Poids de l'ouvrage 1 Mo

Extrait

Project Gutenberg's Reize door Frankrijk, by Adriaa n van der Willigen
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it , give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Reize door Frankrijk  In gemeenzame brieven, door Adriaan van der Willigen aan den uitgever
Author: Adriaan van der Willigen
Release Date: January 28, 2007 [EBook #20465]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REIZE DOO R FRANKRIJK ***
Produced by Frank van Drogen, Jeroen Hellingman, an d the Online Distributed Proofreading Team at http://www. pgdp.net (This file was produced from images generously made available by the Bibliothèque nationale de France (BnF/Gallica) at http://gallica.bnf.fr)
REIZE
DOOR
FRANKRIJK,
IN
GEMEENZAME BRIEVEN,
DOOR ADRIAAN van der WILLIGEN AAN DEN
UITGEVER.
MET PLATEN. Te HAARLEM, Bij A. LOOSJES, Pz. MDCCCV.
Parijs, 1 Decemb. 1804.
Gij vraagt, Vriend! of ik ’er iets tegen heb, dat gij mijne Brieven, over een groot gedeelte vanFrankrijk, drukt en uitgeeft, met achterlating van eenige bijzonderheden, ons aangaande, en welke voor het algemeen van geen belang zijn; terwijl gij denkt dat dezelve onze Landgenooten aangenaam en zelfs nuttig kunnen wezen? en mijn antwoord op deze vraag is:Ik heb ’er niets tegen.—De beöordeeling, waartoe een ieder door het in druk uitgeven van een werk regt krijgt, kan ik te geruster afwachten, daar ik mij op hetzelve niets laat voorstaan, maar het geef, voor het geen het is, te weten, voor eenvoudige aanteekeningen, van het geen ik gezien, daarvan gehoord, ’er over gelezen, en ’er somtijds bij gedacht heb. Echtheid en naauwkeurigheid, als de voorname vereischtens van een reisverhaal, heb ik altijd in het oog gehouden. Hier van althans ben ik verzekerd, dat zij, die dezelfde reis doen, en deze aanteekeningen als eenItinerairewillen gebruiken, zullen overtuigd worden.
Ik voeg hierbij nogIets voor Reizigers, bijzonder in Frankrijk. Dit kunt gij voorofachterplaatsen, zoo als gij best oordeelt.—Vaarwel!
Inhoudsopgave
Eerste Brief. Tweede Brief. Derde Brief. Vierde Brief. Vijfde Brief. Zesde Brief. Zevende Brief. Achtste Brief. Negende Brief. Tiende Brief.
A.V.D.W.
[VI]
Elfde Brief. Twaalfde Brief. Dertiende Brief. Veertiende Brief. Vijftiende Brief. Zestiende Brief. Zeventiende Brief. Achttiende Brief. Negentiende Brief. Twintigste Brief. Een en Twintigste Brief. Twee en Twintigste Brief. Drie en Twintigste Brief. Vier en Twintigste Brief. Vijf en Twintigste Brief.
Reize door Frankrijk.
Eerste Brief.
Dyon den 20 Julij 1804.
Aan de dagteekening van den Brief ziet gij, Vriend! dat ik op reis ben. Maandag den 14. dezer vertrok ik vanParijs; en dus daags na het feest van den 14. Julij, dat dit jaar den 15. gevierd is. Ik had mij daarom nog al opgehouden, maar vond het voor mij, behalve het vuurwerk, dat nog al fraai was, die moeite niet waardig. Wij reden ’s morgens om vier uren af, met den gewonen Postwagen, die van hier opGeneverijdt, en waarop wij plaats genomen hadden totDyon. De plaats, binnen in, kost 63 livres de persoon, en voor mijn koffer, die ruim 100 ponden woeg, betaalde ik £ 13; men rekende tegens £ 25—het centenaar; doch de koffer voor twee personen zijnde, trok men ’er de 25 lb die ieder vrij had, en dus 50 af. Van CharentonenAlfort, daar wij door reden, heb ik u in een van mijne vorige 1 al gesproken. TeLieursaint, 4 posten vanParijs, daar wij ontbeten, niet met een boterham en een kopje thee of koffij, maar met vleesch, eijeren en wijn, begonnen onze reizigers zoo wat kennis met elkanderen te maken; en ik bespeurde toen, dat wij met een’ Priester, met een’ Rentenier vanDyon, met een Wijnkooper vanBeaune, een andere vanMaçon, en nog een vijfde persoon van den kant vanGeneve, op reis waren. InHollandzou men dat al lang geweten hebben; want naauwlijks heeft men daar een’ voet in de trekschuit of op den postwagen gezet, of er word gevraagd: “Waar komt mijn Heer van daan? waar gaat mijn Heer na toe? wat doet mijn Heer? is UEd. getrouwd? en eindelijk zelfs somtijds, hoe is mijn Heer’s naam?” Diergelijke onbescheiden vraagen treft men onder deFranschenzeldzaam aan, en men wacht doorgaans, tot dat de lieden zich zelve bekend maken. Nu werden wij wat gemeenzamer onder elkanderen, het gesprek liep natuurlijk over het Feest, dat den vorigen dag in de Hoofdstad was gevierd, en hier door werden de staatkundige gevoelens eenigzins ontwikkeld, de wijnkooper vanBeaune, dat een goede ronde kaerel scheen, en mijns 2 bedunkens, met regt den naam vanFranc Bourguignonverdiende, kwam er onbewimpeld vooruit, dat hij de Koninklijke regeering, welke voor de omwenteling inFrankrijkplaats, beter vond dan het tegenwoordig Gouvernement. Hij sprak van de staten der Provintien, van de voorrechten, enz. de Priester gaf wel te kennen, dat hij het hieromtrent met hem eens was, doch liet er zich zoo regelregt niet over uit. De Rentenier vanDyon scheen meêr een Volksbestuur toegedaan; deze waren de voorname sprekers, de overigen voegden ’er nu en dan een woordje bij. Ik heb
[2]
[3]
algemeen opgemerkt, dat de Koningsgezinden onder anderen zeer verbitterd zijn tegen Keizer NAPOLÉON, om dat hij de Hertog van ENGHIEN heeft laten ter dood brengen. Zij veroorloven zich ten dezen opzigte de hoonendste uitdrukkingen tegens hem, die zij dan nog al door een woordspeling (calembour) zoeken te bewimpelen, zoo als deze, welke iemand van ons gezelschap te berde bragt: “Iemand zeide, dat het afbeeldsel van de Keizer derFranschen, dat men op de geldspecie ziet, niet gelijkende Was; gevraagd zijnde waarom, antwoordde hij,parceque le nez est pointu et c’est un nez rond.” (NÉRON). Was deze ter dood veroordeelde geen voornaam hoofd van hunne partij geweest, zij zouden ’er misschien niets op hebben aantemerken. DeFranschen, en vooral deParijzenaars, zijn liefhebbers vancalembours; men vind verscheidene boekjes, die daarmede zijn opgevuld. Vele jongelieden leren die van buiten, en met diergelijke meestal laffe aardigheden, pronkt men in de zoogenaamde bonne Societé. Anderen, die er meêr op gevat zijn, maken van alle gelegenheden gebruik om woordspelingen voor den dag te brengen, hoe weinig die dikwijls ook voegen. Men ontziet geene zaken hoe achtingwaardig, of personen, van wat rang zij ook zijn mogen, zoo hoorde ik eenigen tijd geleden, kort na dat de broeders en zusters des Keizers NAPOLÉON, tot Rijksvorsten verheven waren, teParijsdoor de nieuwsbladverkopers (colporteurs) langs de straten roepen: “Voici etc. avec les noms et les demeures de tous les Princes et Princesses à deux sous;” een winderig heertje, die daar voorbij kwam, zeî op een’ spotachtigen toon tegen den uitventer: “Voyons ce qui c’est que vos princes et princesses à deux sous.” Sommigen lagchten hier om, anderen namen het misschien kwalijk; hoe ligt had iemand tot de politie behoorende hier omtrent kunnen zijn, onze grappemaaker zou dan zekerlijk voor zijn spotternij hebben moeten boeten, en wie zou hem beklagen.
Melun.
Omstreeks één uur kwamen wij teMelun, 5½ post vanParijs. De Postwagen, vertoefde hier om het middagmaal te houden, en ik, nog geen honger hebbende, daar wij laat hadden ontbeten, besteedde dien tijd met het plaatsje te zien. Dit stadje de hoofdplaats van het Departement deSeine 3 et Marne, is in eene bekoorlijke landsdouw aan de oevers vande Seine zeer aangenaam gelegen; die rivier verdeelt hetzelve in drie deelen, die door twee steenen bruggen vereenigd worden; de bijgaande afteekening zal u hier een duidelijk denkbeeld van geeven. Verscheidene Koningen hebben teMelunhun verblijf gehouden, hun paleis was op de punt van het Eiland dat gij tusschen de twee bruggen ziet. Het is een der oudste steden van deGaulen. CAESARmaakt er gewag van in zijne gedenkschriften. Het is ook in de geschiedenis bekend, door eene belegering van deEngelschen tegen die stad, welke plaats had in de vijftiende eeuw, en die de belegerden, met eene schier ongelovelijken moed, zes maanden uithielden. De geleerde JACQUESAMIOT, Bisschop vanAuxerreen vertaler van de Doorluchtige Mannen vanPLUTARCHUS, enz. werd hier geboren. De voorname handel is in granen, meel, wijn, kaas, kalk en gebakke steenen;
[4]
[5]
die waren worden veel alde Seineaf naarParijsvervoerd. De groote weg, die hier doorloopt, maakt het vrij levendig; ’er vaart ook een schuit (coche d’eau) van hier naarParijsheen en weder. In het terugkomen word zij met paarden tegen den stroom opgetrokken. Van deMammelukken, die met BONAPARTEuitEgyptekwamen, lagen er hier omtrent 150 in guarnisoen, naar men ons verhaalde. De inwooners waren ’er niet wel over te vreden, en zeide ons, dat het veeläl slecht kwaadaartig volk was; wij zagen ’er eenigen van langs de straat loopen. Hunne Oostersche kleeding maakte in dit plaatsje, waar men alles behalven Oostersche pracht ziet, een wonderlijk afstekende vertooning. De aanhoudende schoone landstreek en de fraaije gezigten die men geduurig aantreft, vermaakten mij niet weinig. DeSeine enYonnevereenigen zich voorMontereau. Men komt over een fraaije brug in het stadje. Deze brug is in de geschiedenis bekend: de Hertog van BourgondiënKkwam in het jaar 1409 op dezelve, om zich met ARELden VII, die toen Dauphin vanFrankrijkwas, te verzoenen, en werd door de 4 Offiçieren van dien Vorst vermoord . Onze reisgezel, de Rentenier van Dyon, die nog al ervaren scheen in de geschiedenis deed mij dit een en ander opmerken. Dit stadje ziet er welvarende uit en is alleraangenaamst gelegen; even buiten hetzelve langs de boorden van deYonneis eene fraaije algemeene wandelplaats. De ruime gezigten en bekoorlijke tooneelen die de natuur hier oplevert, houden den opmerkzamen reiziger hier aanhoudend op de aangenaamste wijze bezig.
Tegen het vallen van den avond kwamen wij teVilleneuve-la-Guyard, een stadje in het Departement del’Yonne, en wel het eerste, als men ’er van dezen kant inkomt.Auxerreis de hoofdplaats van hetzelve. Wij hadden nu 10½ post afgelegd en hielden hier ons nacht verblijf, en niettegenstaande het plaatsje er niet te breed uitziet, hadden wij nogtans een vrij goed avondmaal en goede bedden. Onze Wijnkooper vanBeaune, die in deze streeken bekend was, bragt hier zeer veel toe, en deed ons vooral door de vrije en grappige wijze, waarop hij alles bezorgde en bestelde, niet weinig lagchen.
Den volgenden morgen, 17 dezer, vertrokken wij om drie uren, en reeden 1½ post van hier door het stadjePont sur Yonne, aan den westelijken oever van die rivier tegen den voet van een heuvel, die met wijngaarden bedekt is, gelegen. Deze plaats ontleent zijn’ naam van de steenen brug op zeven bogen, die wij bij het uitgaan van de stad overreden, wat verder ziet men steen- en pannebakkerijen, en vervolgens een zeer uitgestrekt en aangenaam geschakeerd gezigt. De stadSensvertoonde zich voor ons in een aangenaam verschiet, tegen een’ heuvel; de landstreek is zeer bevallig, en de morgenstond was schoon. Voor de omwenteling wasSenseen Aartsbisdom en de hoofdstad vanle Senonois en Champagne; zij is 12 posten vanParijsgelegen: inwendig beantwoort zij vrij wel aan de uitwendige vertooning. De straat, waar wij in kwamen is ruim. Wij stapten af voor de Hoofdkerk, die wel bezienswaardig is; zij pronkt met een zeer hoogen en fraaijen toren; het klokkespel wierd voorheen voor het fraaiste van het gantsche rijk gehouden. Hier vervoegde ik mij bij onzen Geestelijken reisgenoot en ondervond, dat het goed is om zich met lieden van allerlei stand en beroep op reis te bevinden. Deze was dan ook een zeer vriendelijk man, en, zoo het scheen, een der redelijkste Priesters, dien ik immer heb aangetroffen. Wij traden te samen de Kerk in. Dit gebouw is zeer groot en wel verlicht, de kapellen rondom en het choor is met fraai 5 ijzer hekwerk versierd. LODEWIJKDAUPHINvanFrankrijk, in den jaare 1765 teFontainebleauoverleden, werd, benevens MevrouwDEDAUPHINE, in deze kerk begraven; wij zagen er zijne graftombe, die in het begin van de omwenteling was weggenomen, doch thans weder opgerigt. Zij is van wit marmer, en word gehouden voor een meesterstuk van den beeldhouwer COUSTOU. De beelden, die de twee lijkbussen kroonen, zijn de Godsdienst, de Deugd, de Tijd en Frankrijk. Men vind meêr andere fraaije versierselen in deze kerk, bijzonder het beeldhouwwerk boven een Altaar, verbeeldende de moord van ST. SAVINIEN. De glazen zijn geschilderd door 6 den bekendenFranschenkonstschilder JEANCOUSIN, die teSoucydigt bij deze stad in de 16de eeuwgebooren werd; men wilde, dat hijtot de
[6]
[7]
[8]
[9]
dezestadinde16deeeuwgeboorenwerd;menwilde,dathijtotde Protestanten behoorde, omdat hij op de glazen vanSt. Roman’skerk te Sensin eene schilderij van het laatste Oordeel een Paus in de hel geplaatst had, en men nam hem die aardigheid maar zeer kwalijk. Deze stad was reeds vermaard ten tijde van JULIUSCAESAR. In 1735 vond men ’er het opschrift:Vesta mater, waarom men meent te moeten onderstellen, dat ’er een tempel van VESTAgeweest is; uit andere aanwijzingen maakt men op, dat ’er ook een tempel ter eere van AUGUSTUSbestaan heeft. ’Er bestaat nog geldspecie, die ’er CAROLUSMAGNUSheeft doen slaan. Paus ALEXANDERde III. koos deze stad tot schuilplaats, en verbleef ’er van den 30 September 1163 tot in 1165. In de boekerij van het Capittel van de Hoofdkerk alhier, wierd voorheen een kluchtig stuk bewaard, namenlijk het oorspronkelijk handschrift van den kerkdienst der gekken (l’Office des fous,) zoo als die eertijds in de kerk vanSensgezongen werd, het was een lang smal en redelijk dik boekdeel in Folio, met uitgesneden ijvoor bedekt en met lange magere letters geschreven; men vindt ’er afbeeldingen in van BACCHUS feesten, PANSfeesten, potsenmakerijen en meêr andere schandelijke ongerijmdheden van dien aard: in dit feest, dat door deszelfs verregaande ongerijmdheden zeer wel aan zijne benaming beantwoordde, speelde ook een Ezel, te weten een viervoetig dier, eene voorname rol; andere op twee beenen waren ’er met menigte bij.
Onder meêr anderen is hier ook een voorname fabriek van het geen men in Frankrijk Velours d’Utrechtnoemt, en dat zeer veel gebruikt word, om Meubilen, Rijtuigen, enz. te bekleeden: deze fabriek schijnt uit een der voornaamste steden in ons Vaderland herkomstig, en misschien is zij ’er, zoo als meêr anderen, thans wel in verval.
De Waterhorologies (Horloges d’eau) die men zelfs tot inAsiaenAmerica verzendt, worden hier gemaakt.
Buiten de stad zag ik verscheidene vruchtbaare moestuinen en boomkweekerijen; als ook eene fraaije algemeene wandelplaats. Men rijdt over een brug over deYonne, die langs deze stad stroomt. In deze landstreek zijn veel wijnbergen, en hier en daar nog al boomen. Wij ontbeten teVilleneuve le Roy, thansVilleneuve sur Yonne, een klein stadje aan den oostelijken oever van die rivier, niet onaangenaam gelegen; het heeft aanmerkelijke Leêrlooijerijen, en het leder maakt een voornamen tak van zijn’ handel uit. Op den weg naarJoignyziet men nog altijd verscheidene heuvels met wijngaarden beplant; de wijn is een voornaam 7 voortbrengsel van dit land. Weldra bespeurde wij de stadJoigny, en eene vlakte zoo ver het oog kon reiken. De voorstadSt. Michel, is zeer aangenaam aan deYonnegeleegen, en maakt een fraaije kaai; ’er staan verscheidene gnappe huizen en een groot en schoon gebouw, zijnde eene cazerne, daar voorheen veel krijgsvolk zoo te voet als te paard in gelegd werd. Die kaai pronkt ook met twee prachtige en sierlijke ijzeren hekken, een derde is aan den opgang van de brug. Op de fraaije steenen brug, die door agt boogen ondersteund word, heeft men een verrukkend gezigt. BONAPARTEkwam ’er over, toen hij zegepralende uitItaliënte rug keerde, en men heeft toen op dezelve een’ houten eereboog opgerigt die ’er nog staat. Het stadje, dat niet groot is, maar zeer welvarende, drijft, zoo het schijnt, veel handel in koorn, daar het de stapelplaats van is, en van een soort van laken, dat ’er gemaakt word. Voorheen was het een Graafschap.
Het dorpjeAvrolles, daar wij doorreden, leverde een deerlijk schouwspel op; 112 huizen en de kerk waren er den 25. der laatst afgeloopen Maand, door de onvoorzigtigheid van een der Inwoonders, afgebrand. Eer wij hier aankwamen, wees men mij het begin, dat men gemaakt had met het kanaal vanBourgondiënte graven. Het stadjeSt. Florentinop dezen weg gelegen, leverde niets merkwaardigs op; de grond hieromstreeks kwam mij niet zeer vruchtbaar voor. De wijnbergen en heuvels werden meer verheven. Dit plaatsje echter herinnerde ons aan ST. FLORENTIN, daar na HertogDELA VRILLIERE, die ’er Heer van was, een der verachtelijkste Hovelingen van LODEWIJKden XV. Hij kon zich beroemen van veertig duizendLettres de Cachetuitgegeven te hebben; zijn bijzit SABATHIERheeft ’er omtrent wel
[10]
[11]
[12]
negen en dertig duizend van verkocht. Men maakte op hem het volgende grafschrift:
8 Ci git un petit saint qui n’est pas du commun; Il a porté trois noms, et n’en laissa pas un.
Omstreeks zeven uren kwamen wij teTonnère: heden hadden wij 13½ post afgelegd, en hielden hier ons nachtverblijf. Dit stadje is schilderachtig gelegen; een kerk op een rots gebouwd, ziet men van verre boven de huizen uitsteken; aan den voet van dezelve is een bron, die zeer overvloedig in water en zoo diep is, dat men schier geen’ grond kan vinden: rondom is eene overdekte gallerij gebouwd voor de waschvrouwen. Niet meêr dan ruim honderd voeten van daar heeft het water van deze bron reeds een stroom gevormd, waar men op een steenen brug, van twee bogen, overgaat. De MarquisDELOUVOIS, Secretaris van Staat, en Oorlogsminister onder LODEWIJKden XIV, de schrik der Protestanten, was Heer van dit Graafschap. Wij vonden hier een redelijk goed avondmaal, en de ligging was ook vrij wel; want men heeft in Frankrijkin dit saisoen, alle reden, om te vreden te zijn over de bedden, als het getal der weegluizen zoo groot niet is, dat zij het slapen ten eenenmaal verhinderen. Voor het overige moet men hier met het scherpziende oog van eeneNoord-Hollandschevrouw niet rondsnuffelen, en vooral ook de keuken onbezocht laten. Nu men word hier ook aan gewoon, en dit is noodzakelijk.
Den 18 dezer begaven wij ons ’s morgens om 3 uren weder op reis. Na een eind weegs gereden te hebben, troffen wij vrij hooge heuvels aan; de wagen kon hier niet anders dan zeer langzaam vorderen, en wij verkozen, om te wandelen. Wel dra zagen wij die grootsche en schitterende vertooning, die ieder redelijk mensch met eerbied en bewondering vervult, en die zoo vreemd is voor zeer veel stedelingen. De zon rees statig boven den gezigteinder. De landstreek is hier niet zeer vruchtbaar; wijn is het voornaamste, dat men ’er teelt. Wij zagen hier en daar ook kreupelbosch en woeste onbebouwde streeken. Na twee posten gereisd te hebben, kwamen wij teAncy-le-Franc. Het stadje ziet ’er ellendig uit; doch even buiten hetzelve ligt een schoon kasteel. Het scheen door de omwenteling niet geleden te hebben. NICOLODELABATE, leerling van PRIMATICCIO, een vermaard schilder ten tijde van FRANÇOISI, heeft verscheidene vertrekken van dit kasteel versierd. Wij hebben het inwendig niet gezien, en vergenoegden ons met de tuinen, die hier en daar nog al aardig zijn aangelegd, te doorwandelen. Achter het huis scheen veel bosch te liggen, en het water ontbrak ’er ook niet; het kwam mij dus voor een aangenaam buitenverblijf te zijn. Voor mij zou het nog aangenamer wezen, wanneer ik het moest bewonen, indien het verder afgelegen was van het armoedige stadje, dat ’er voorheen aan behoorde, ten zij ik in staat was, om het lot van deszelfs inwoners te verbeteren. Thans behoort het kasteel aan de familie van LOUVOIS, van hetzelfde geslacht daar ik hier van gesproken heb, en word door een vrouw van dien naam bewoond, ik weet niet of het de laatste vrouw en weduwe is van die LOUVOIS, die teParijsom zijn 9 gaauwdievenstreeken bekend was . Dit onder anderen verdient als een staaltje van het edel gedrag van een voornaamFranschedelman aangeteekend te worden. LOUVOIShad geld noodig, zoo als hem wel eens meêr gebeurde. Juist wasDECOURTENVAUX, zijn oom, van wien hij moest erven, ziek, hij gaat zijn’ dood bekend maaken aan een man, van wien hij £ 30,000—wilde leenen, voorwendende dat hij dit geld noodig had voor de rouwkleeding, enz. overeenkomstig zijn’ staat. Men belooft hem de som, vragende slechts twee uuren tijd, om hem die te bezorgen. Daar hij zelf overtuigd was, hoe weinig staat men op hem maakte, begreep hij zeer wel, dat men in dien tusschentijd onderzoek zou doen. Hij loopt dan naar het Hotèl, waar zijn oom woonde; zendt den Zwitser onder het een of ander 10 voorwendzel om een boodschap, gaat in deloge, trekt het livrei aan, doet de sjerp om, en wachtte zoo, tot dat de tijd die men hem bepaald had, bijna verloopen was, en ieder, die naar den HeerDECOURTENVAUXvroeg,
[13]
[14]
[15]
werd terug gezonden met deze boodschap: ”Hij is kwartier over tweeën gestorven.” Hier door bereikt de fielt zijn oogmerk; de gevraagde som word hem toegeteld, en ’s anderen daags verneemt men, datDE COURTENVAUXwelvarende was; en LOUVOIS, die zeer wel wist, dat hij door zijn oom onterfd was, lagchte des te meêr in zijn vuist, wijl hij zich verzekerd hield dat hij de geleende som nimmer terug zou kunnen geven. —wat zegt gij, Vriend! zou CARTOUCHEhet wel beter hebben kunnen overleggen?
Voort reizende vonden wij wel verscheidenheid van gezigten, hier en daar zijn zij zelf schoon, doch de landstreek is veeläl woest en onvruchtbaar. Te Aisy sur Armançonzagen wij in het voorbijgaan de ijzersmelterijen van den vermaarden BUFFON. Het ijzer word uit de mijnen hier omstreeks gehaald, en deze smelterijen leverden ’s jaarlijks omtrent acht maal honderd duizend ponden ijzer; en men verzekert, dat zij den eigenaar veel geld opbragten. Het kasteel vanMontbarop eene aanzienelijke hoogte gelegen, vertoonde zich vervolgens aan ons gezigt, (zie de hier bijgaande afbeelding); wij moesten in het stadje van dien naam, aan den voet van den berg gelegen, het middagmaal houden. Ik had dus den tijd, om het te zien, en om op den berg, daar het kasteel ligt, te klimmen. Die Schrijver van de Natuurlijke Historie, vooral om zijn schoonen stijl beroemd, is in deze plaats den 7 September 1707 gebooren, en in 1788 begraven. Hij was een werkzaam man, zelfs tot op ’t laatst van zijn leven, en niettegenstaande hij door den steen dikwils vreesselijk leed; maar teffens was deze groote man in sommige opzigten zeer beuzelachtig: zelfs in zijn hooge jaren, en al was 11 hij onpasselijk, liet hij zich dagelijks het haar inpapillotteszetten en branden; veeltijds liet hij zich tweemaal op een’ dag kappen, en was ’er zeer opgesteld, dat dit met de vereischte zorg en oplettenheid geschiedde. Hij hield zich ook nu en dan gaarne met buurpraatjes bezig, en wist door zijn’ kapper en anderen alles, wat ’er inMontbarin de huisgezinnen en onder de ingezetenen omging. DEBUFFONwas eenFranschman; was hij eenHollandergeweest, men zou nog meêr reden hebben, om zich hier over te verwonderen.
Montbar.
Het kasteel is een oud gebouw, en zag ’er zoo wel als de tuinen en toegangen tot hetzelve vervallen uit. Het woonhuis, waar de geleerde Natuuronderzoeker zijn Verblijf hield, ziet men in een straat van het stadje. De vrouw uit de Herberg, waar wij aten, was kamenier in het huis vanDE BUFFONgeweest en wilde wel praten: ik had dus gelegenheid, om mij over hem te onderhouden, en zij bevestigde dat, wat ik u hier wegens zijn 12 geaardheid verhaal.D’AUBENTONis ook vanMontbar; het stadje behoorende tot het Departementla Côte d’Orziet ’er niet zeer gunstig uit. Het riviertje deBrennestroomt ’er door, en ’er ligt een steenen brug over. De hondslederen handschoenen, die men hier maakt, hebben nog al eenigen naam. In de omstreek zijn ook eenige marmergroeven, en men teelt ’er wijn.
[16]
[17]
In de stad wandelende zag ik een aankomend jongetje aan de deur zitten, bezig met maliën om rijgsnoeren te maken, dat hier ook een fabriekje schijnt te zijn. Ik ondervroeg het kind hieromtrent een en andermaal, doch kreeg geen antwoord; hier over te onvreden, was ik gereed om mijn misnoegen aan hetzelve te kennen te geven, toen de moeder uit het huis kwam, en mij zeide, dat het ongelukkig kind stom en doof geboren was. Weldra veranderde de gemelijkheid in aandoening; ik vroeg haar, waarom zij niet trachtte, om het zoontje in de School van Dooven en Stommen te Parijste bezorgen, doch de goede arme vrouw antwoordde op eenen teederen toon, dat zij bang was, dat het mishandeld zou worden, en hoe zeer zij hard werk had, om aan den kost te komen, het echter niet gaarne zou verlaten.—BuitenMontbarwordt de landstreek hoe langer hoe woester, doch levert daarom geen onaangenaame vertooning op; van de aanmerkelijke overblijfsels van een oud kasteel, dat ik hier op eene rotsachtige hoogte zag liggen, wist niemand van het gezelschap mij eenig bijzonder narigt te geeven. De grond was hier als bedekt met sprinkhanen die geduurig voor de voeten met geheele zwermen opvlogen; de vleugels waren schoon rood. In ’t voorbijgaan zagen wijSemur, een stad op een hooge rots aardig gelegen; het riviertjed’Armançonstroomt aan den voet. Men zeî mij, dat deze rots bestond uit rood graniet, bekwaam om gepolijst te worden. Men vindt hier ook veel versteeningen van groote Ammonshoornen, Oesters, Mosselen, enz. De grond hier rondom ziet ’er noch al vruchtbaar uit, en men teelt ’er veel koren. De weg is aangenaam, aan beide zijden beplant. Tegen den avond kwamen wij teVitteaux, een stadje tusschen verscheidene bergen aan het riviertjede Brennegelegen, waar wij ons avondmaal en nachtverblijf moesten houden. Hier omstreeks vindt men ook marmergroeven, en bij het inkomen eene gemeene wandelplaats. Ik doorliep het plaatsje, maar zag ’er niets bijzonders. Heden hadden wij 9½ post gereisd. Ons avondmaal was vrolijk: onze Wijnkooper vanBeauneliet zich nu en dan eens gelden, en wij waren over onze Herberg nog al wel te vreden.
Den volgenden morgen, 19 dezer, vertrokken wij weder om drie uren; dit scheen het algemeen bepaalde uur. Een’ vrij hoogen berg over moetende (want hier kan men het al bergen noemen) gingen wij te voet. Op de hoogte vonden wij het zeer frisch, zoo dat het zelfs eenigzins hinderlijk was. Het begon dag te worden, en wij zagen niet ver van den weg een Telegraaf, die opgerigt, was om deArmée de Reserve, die hier omstreeks lag, met die vanItaliëngemeenschap te doen hebben: thans maakt men ’er geen gebruik meêr van; van deze plaats, de verhevenste van de geheele streek, zag ik de eerste stralen der zon een schilderachtig schoon landschap beschijnen.—Een eindweegs verder zagen wij aan onze rechterhand het aanzienelijke kasteelSombernonvoorheen bewoond door de Hertogen van Bourgondiën. Onze Rentenier vanDyondeed mij hier als iets in der daad bijzonders opmerken, dat de drup of het water van het dak op dit kasteel, aan den eenen kant door deBrennein deYonnedeSeine, en vervolgens in denOceäan; en aan den anderen kant doorde Ouchein deSaonein de Rhoneen vervolgens in deMiddellandsche Zeeloopt. De landstreek blijft aanhoudend schilderachtig schoon; hier ziet men bosch, daar barre en hooge rotsen, en daar zijn dezelve weder geheel groen door de menigte palm en andere struiken, die ’er op groeijen. Hoe meêr wijDyonnaderden, hoe meêr wij bevonden, dat de Natuur hier eene eenigzins ontzaggelijke houding aanneemt; de rotsen zijn hoog en hier en daar steil; zij hellen zelfs op sommige plaatsen over den weg, die ’er digt langs loopt, heen. Wij kwamen voorbij een vrolijk gelegen dorpje, rondom meestal met allerlei vruchtboomen beplant; dit is de vruchthof vanDyonen levert zeer veel ooft aan de stad. De Bisschop vanDyonhad hier zijn buitenplaats, en dit bewijst genoegzaam, dat het een aangename en vruchtbare landsdouw is. Verder zagen wij de nog aanzienelijke overblijfsels van datCarthuizer klooster, om deszelfs pracht en weelde, om zijne paleizen en bekoorlijke tuinen zoo vermaard; en deze tempel der wellust werd, tot aan de omwenteling, door een soort van Monniken bewoond, die van vele, om hunne voorgewende godsvrucht en zedigheid, met den uitersten eerbied behandeld werden. Wat men ook van deFranscheomwenteling zegge
[18]
[19]
[20]
moge, in het uitroeijen der kloosters heeft zij het menschdom een’ wezenlijken dienst bewezen. Langs den weg ziet men een gracht (canal) die onvoltooid is gebleven, en die zig tot een goeden afstand van de stad uitstrekt. Niet verre vanDyonbegint die keten heuvelen, die om derzelver overvloed van goeden wijnla Côte d’Orgenaamd wordt; de stad vertoont zich met hare fraaije spitze torens, op eene bevallige wijze, (de hier bijgevoegde aftekening zal ’er u een duidelijk denkbeeld van geeven.) Wij kwamen ’er in door eene fraaije poort, die nog niet lang gebouwd scheen, en namen onzen intrek in het Hôtelde la Galère, nadat wij van onze vriendelijke reisgenoten afscheid genomen hadden. Het speet mij in der daad, dat wij niet langer bij elkanderen bleven. De Priester vooral was een man, die kunde en smaak met een beminnelijke geaardheid scheen te vereenigen: men bespeurde aan hem in ’t geheel, die onaangename gebreken niet, die zoo dikwijls aan lieden van dien stand eigen zijn; hij was vrolijk zonder losbandigheid, zedig zonder gemaaktheid, en kundig zonder verwaandheid; daar bij scheen hij zeer verdraagzaam en redelijk zoo omtrent Godsdienstige als Staatkundige gevoelens. Het geen, mijns bedunkens, tot dit alles zeer veel had bijgedragen, was, dat hij uitgeweken zijnde zich zeer lang inEngelandhad opgehouden, en daar, bijzonder door de Protestanten, op de menschlievendste en vriendelijkste wijze was behandeld geworden. Met dankbare aandoening sprak hij hier van, en ik ben wel verzekerd, dat deze achtingswaardige geestelijke, waar hij ooit eenigen invloed moge hebbe, nimmer gewetensdwang of vervolgzucht dulden zal.
Zie daar, Vriend! een’ vrij langen Brief, in eenen volgenden zal ik u over deze stad, waar omtrent ik reeds het een en ander heb aangeteekend, nader onderhouden.—Vaarwel!
De gebeurtenis, die aanleiding gaf tot het Blijspel van COLLÉLa partie de chasse 1 deHENRIIV . is hier omstreeks voorgevallen, MICHAUwas Molenaar teLieursaint; dit stuk is, meen ik, ook in ’tNederduitschvertaald.
Zoo noemt men deBourgondiërs, om de ronde en gulle inborst, die men hun 2 toeschrijft.
3 Meauxalwaar de welsprekende BOSSUËTBisschop was, behoort tot dit Departement. In de stad en omtrek vanMeauxwonen zeer veel Protestanten.
Dit geval heeft aanleiding gegeeven tot de partijen derBourguignon’s en 4 Armagnac’s, die zoo veel bloeds aanFrankrijkgekost hebben.
5
Hij was de Vader van LODEWIJKde XVI.
6 Hij is bekend voor de oudste der goede schilders inFrankrijk, bijzonder ook om het vermaarde stuk van het laatste Oordeel, dat teParijsop het Museum hangt, en waar van de gedrukte plaat een der grootste prenten is, die men kent. Zij is gegraveerd door PIETERDEJODE, eenAntwerpenaaren vermaard Plaatsnijder.
PICARDbekend auteur en acteur teParijs, heeft een stuk gemaakt onder den naam 7 vanle Collatéral ou la Diligence à Joigny, dat zeer aardig is.
8
Hij was kort en dik.
Een van de vrouwen van LOUVOISwas eenHollandsche, ik meen de BaronnesseDE 9 HUFFELgenaamd.
10
Vertrekje van de portier of Zwitser aan de ingang v an een Hotèl.
Ik ken hier geenNederduitschwoord voor, en het was te wenschen dat alle 11 diergelijkeFranschemodeprullen onder ons geheel onbekend waren.
Die goede man hield zich in zijn ouden dag, beneven s zijne vrouw, bezig met het 12 lezen van bijna al de Romans, die ’er uitkwamen.
Tweede Brief.
[21]
[22]
Lyon, 26Julij.
Eergisteren ben ik hier aangekomen, en vervolg mijn reisverhaal, zoo als ik u in mijn vorigen, gedagteekend uitDyon, beloofd heb. Die stad is mij bijzonder wel bevallen, zoo om de aangename ligging, den overvloed der levensmiddelen, als om de orde en zindelijkheid die ’er plaats heeft. Bij ons zou men ’er ten dezen opzigte in ’t geheel niets ongewoons vinden; doch voorFrankrijkmoet het als, iets bijzonders in ’t oog loopen.Dyonwas voorheen de Hoofdstad van het Hertogdom vanBourgondiën, thans is zij het van het Departement van deCôte d’Or; dePrefecthoud ’er zijn verblijf, en ’er is eenTribunal de première instance. De weg vanParijstot Dyon, zoo als wij die genomen hebben, is 38¾ posten. Aan den Conducteur van den wagen gaven wij volgens gebruik £ 3–:–: de persoon drinkgeld, en aan de postillons geeft ieder doorgaans 2 sols van het eene Posthuis tot het andere: voor het gemak laat men dit door den Conducteur verschieten, het geen ook omtrent op denzelfden prijs uitkwam.
Dijon.
De poort, waar wij in gekomen waren, scheen mij bezienswaardig. Onze Herberg was ’er niet ver van daan, en ik was dan naauwelijks van den wagen afgestapt, of ik ging dezelve bezigtigen. Het is een fraaije eereboog van wit gehouwen steen, in het begin van de Omwenteling voor de Vrijheid opgerigt, zoo als het opschrift boven dezelve aanduidt. Zij wordt dan ook nogla porte de la Libertégenaamd. Aan den binnenkant, en aan beide zijden, leest men op steenen tafelen: ”Les droits de l’homme 1 reconnus le 30 Septembre l’an I. de la Liberté (1739) etc.De basreliefs hier op toepasselijk zijn van den Beeldhouwer ATTIRET, in dit Departement geboren, en kort voor onze aankomst gestorven. Even buiten deze poort ziet men een’ fraaijen tuin in denEngelschensmaak aangelegd, en die thans ook voor een gemeene wandeling strekt: men noemt denzelvenle Jardin de l’Arquebuse; bij ons zou men het deSchutters Doelennoemen. Het merkwaardigste, dat ik daar zag, was een populierboom van eene zeer ongemeene dikte, men kan hem op de hoogte van de schouders naauwelijks met vier persoonen omvatten: onder aan den grond is hij nog veel dikker, en daarbij zeer hoog, en zwaar van takken, doch in de toppen is al veel dood hout, en mij dunkt, dat men wel zou, doen om hem intekorten, ten einde door dit middel eene zoo aanzienelijke gedenkzuil der Natuur nog langer in wezen te houden.—Een oude boom heeft voor mij iets eerwaardigs, en ik zie dien veel liever dan zoo vele gedenkteekenen voor de dwinglandij of het bijgeloof opgerigt, die niets merkwaardigs opleveren—dan oudheid.
De Hoofdkerk is een fraai gebouw, inzonderheid de spitse toren, die door deskundigen voor een meesterstuk gehouden word. Deze kerk is onlangs van binnen nieuw opgemaakt; men was ’er zelfs nog aan bezig, alles werd dan ook zeer net en sierlijk opgepronkt. Behalve deze zijn ’er nogtwee
[23]
[24]
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents